De planeten zijn ontstaan uit een schijf van gas, stof en steenbrokken.
Deze brokken werden steeds groter doordat stukjes steen op elkaar botsten en samenklonterden.
Binnenin de schijf was het erg heet geworden.
In deze hitte vormden zich vier vaste (bestaan uit gesteente) planeten: Mercurius, Venus, de aarde en Mars.
Maar het gas in dit gebied (voornamelijk waterstof) bleef daar niet.
De straling van de zon (bijvoorbeeld warmtestraling) dreven het gas naar het buitenste gedeelte van de schijf,
waar het veel kouder was. Het gas hoopte zich hier op rond kleine steenbrokken, die zich daar al gevormd hadden.
Er waren enorme hoeveelheden gas en de kleine steenbrokken werden al snel grote gasbollen.
Zo ontstond Neptunus, de laatste van de vier gasplaneten in ons zonnestelsel.
In de Romeinse mythologie is Neptunus de god van de zee.
Neptunus is op 28 september 1843 ontdekt door John Adams en Urbain Le Verrier, maar de Italiaanse wetenschapper Galileo Galilei zag de planeet al, zonder dat hij dit wist, in 1613 door zijn zelfgemaakte telescoop toen hij naar Jupiter keek.
Hij dacht dat het een ster was, maar merkte wel dat de ster bewoog ten opzichte van de andere sterren.
Jammer genoeg zag hij Neptunus de dagen daarna niet meer, anders had hij wel begrepen dat het een nieuwe planeet was.
Neptunus kun je niet met het blote oog zien, daarvoor staat de planeet te ver weg.
Neptunus in cijfers
Wat? | Cijfer |
Doorsnede | 49.244 kilometer |
Draaiing om eigen as | 16 uur, 6 minuten en 36 seconden |
Draaiing om de zon | 164,8 jaar |
Gemiddelde afstand tot de zon | 4.498.542.000 kilometer |
Gemiddelde afstand tot de aarde | 4.348.942.000 kilometer |
Aantal manen | 14 |
Aantal ringen | 5 |