Saturnus is (vanaf de zon gezien) de zesde planeet van ons zonnestelsel. Net als Jupiter is Saturnus een gasreus (Uranus en Neptunus worden ijsreuzen genoemd). Saturnus heeft dus ook geen vast oppervlak om overheen te lopen. De reuzenplaneet is vernoemd naar de Romeinse god van de landbouw.

Het is niet bekend wie Saturnus heeft ontdekt, de planeet is al bekend sinds de Grieken en de Romeinen. Tot de uitvinding van de moderne telescoop werd Saturnus gezien als de buitenste planeet van het zonnestelsel. De grootste maan van Saturnus - Titan - is in 1655 ontdekt door de Nederlandse astronoom Christiaan Huygens. De meeste andere manen zijn ontdekt door de Voyagers en Cassini-Huygens.

De ringen van Saturnus zijn het meest uitgebreide ringensysteem van elke planeet in ons zonnestelsel. De ringen bestaan uit miljarden kleine deeltjes, variërend in grootte van centimeters tot tientallen meters, die met z'n allen in een baan rond Saturnus draaien.

Onze aarde past 760 keer in Saturnus, terwijl Saturnus maar 95 keer zwaarder is dan de aarde. Dit komt omdat Saturnus grotendeels uit lichte gassen bestaat. Als je een oceaan zou hebben waar Saturnus in past, dan zou hij blijven drijven.