De planeten zijn ontstaan uit een schijf van gas, stof en steenbrokken.
Deze brokken werden steeds groter doordat stukjes steen op elkaar botsten en samenklonterden.
Binnenin de schijf was het erg heet geworden.
In deze hitte vormden zich vier vaste (bestaan uit gesteente) planeten: Mercurius, Venus, de aarde en Mars.
Maar het gas in dit gebied (voornamelijk waterstof) bleef daar niet.
De straling van de zon (bijvoorbeeld warmtestraling) dreven het gas naar het buitenste gedeelte van de schijf,
waar het veel kouder was. Het gas hoopte zich hier op rond kleine steenbrokken, die zich daar al gevormd hadden.
Er waren enorme hoeveelheden gas en de kleine steenbrokken werden al snel grote gasbollen.
Zo ontstond Saturnus, de tweede van de vier gasplaneten in ons zonnestelsel.
In de Romeinse mythologie is Saturnus de god van de landbouw.
In 1610 ontdekte de Italiaanse natuur- en sterrenkundige Galileo Galilei met behulp van één van de eerste telescopen
dat de planeet een vreemde vorm had. Hij dacht dat er gaswolken, die op oren leken, om de planeet cirkelden.
Saturnus ontstond 4,6 miljard jaar geleden, maar is nog steeds aan het veranderen en verdichten,
waardoor hij drie keer zo veel warmte afgeeft dan hij van de zon ontvangt.
De as van Saturnus staat niet rechtop ten opzichte van zijn baan om de zon.
Net als bij de aarde draait Saturnus om een as die iets scheef staat.
Door deze scheve stand zien we de ringen van verschillende kanten gedurende de 30 jaar die Saturnus nodig heeft om rond de zon te cirkelen.
Saturnus is heel licht voor zijn grootte. Als je een oceaan zou hebben waar Saturnus in past, dan zou hij blijven drijven.
Onze aarde past 760 keer in Saturnus, terwijl Saturnus maar 95 keer zwaarder is dan de aarde.
Dit komt omdat Saturnus grotendeels uit lichte gassen bestaat.
Saturnus werd voor de eerste keer bezocht door de Pioneer 11 in 1979 en later volgden ook nog de Voyager 1 en 2.
Als we ooit naar een andere planeet moeten verhuizen, komt Saturnus niet in aanmerking.
In 1997 vertrok het onbemande ruimtevaartuig Cassini-Huygens naar de planeet, om in de zomer van 2004 daar aan te komen.
Het ruimtevaartuig maakt foto's en onderzoekt de planeet met zijn ringen en manen.
Hierdoor weten we straks meer over de mysterieuze planeet.
Bijvoorbeeld of het op Saturnus zo'n 150 graden onder nul is.
Ook was iedereen nieuwsgierig naar de ringen om de planeet.
Ze bestaan uit duizenden klompjes waterijs. Bepaalde stofjes in dat ijs zorgen ervoor dat elke ring een andere kleur heeft.
Saturnus stond op 27 januari 2006 het dicht bij de aarde, op een afstand van 1,215 miljoen kilometer (zie afbeelding hieronder).
Saturnus stond op 27 januari 2006 in een rechte lijn met de aarde en de zon
Cassini maakte op 23 juli 2008 gedurende twee uur dertig opnamen van Saturnus, die zijn samengevoegd tot onderstaand mozaïek. De opnamen zijn gemaakt op ongeveer 1,1 miljoen kilometer afstand van Saturnus.
Behalve Saturnus en het ringenstelsel zijn op de foto ook nog zes manen te zien, Titan, Janus, Mimas, Pandora, Epimetheus en Enceladus. Doordat Saturnus nu van opzij wordt verlicht door de zon, ligt de schaduw van het ringenstelsel vlak bij de evenaar van de planeet.
Mozaïek van Saturnus, 2008
Rotatieperiode van Saturnus
In 2009 is een driedimensionale kaart gemaakt van de windsnelheden in de atmosfeer.
Met deze gegevens kon de ontwikkeling van golven en wervelingen in de atmosfeer
worden gevolgd, en daaruit kon een nieuwe schatting worden gemaakt
van de rotatietijd van Saturnus: 10 uur, 34 minuten en 13 seconden.
Saturnus draait sneller rond zijn as dan voorheen is aangenomen, zo blijkt uit onderzoek van gegevens
die verkregen zijn door Cassini. Het onderzoek ondersteunt de theorie, die stelt dat gasplaneten,
zoals Jupiter en Saturnus, heel snel gevormd worden - in duizenden, in plaats van miljoenen jaren.
De snelle draaiing van Saturnus heeft als resultaat, een grotere equatoriale afplatting dan bij de andere
planeten in het zonnestelsel. Dit geeft Saturnus zijn karakteristieke ovale vorm.
De exacte draaiing van Saturnus is echter moeilijk vast te stellen. Voorheen werd gedacht dat Saturnus
iedere 10 uur en 39 minuten één keer rond zijn as draait. Deze waarde is gebaseerd op regelmatige
schommelingen in de radio-emissies die in 1980 zijn waargenomen door de Voyager 1.
Latere observaties, die in 2006 zijn verricht door Cassini, hebben weer een ander beeld laten zien.
Hieruit heeft men een langere rotatieperiode afgeleidt, namelijk van 10 uur en 47 minuten.
Nu beweren twee wetenschappers een manier te hebben gevonden om de rotatieperiode van
Saturnus te achterhalen. De rotatieperiode die men heeft verkregen bedraagt 10 uur en 40 minuten
en 13 seconden, dit is 7 minuten korter dan de waarde die door Voyager verkregen is.
De nieuwe methode is gebaseerd op nauwkeurige metingen van de vorm van Saturnus,
zoals de precieze doorsnede, welke verkregen zijn door de Pioneer 11, Voyager 1 en Voyager 2.
Vervolgens heeft men berekend hoe snel de planeet moet draaien om de waargenomen vorm te verkrijgen.
Aan de hand van deze gegevens kan men ook meer te weten komen over de interne structuur van de planeet.
De nu verkregen rotatieperiode geeft aan dat de kern van Saturnus kleiner moet zijn dan de waarde
van 10 tot 20 aardmassa's. Dit heeft gevolgen voor de manier waarop Saturnus gevormd is.
De standaardtheorie stelt dat zich eerst een rotsachtige kern vormt. Vervolgens gaat deze kern
een dikke deken van gassen aantrekken vanuit de zonnenevel, waarbij langzaam maar zeker
een gasreus wordt gevormd. Dit proces neemt miljoenen jaren in beslag.
De andere theorie zegt dat gasreuzen direct ontstaan vanuit het instorten van een hoeveelheid gas
in de zonnenevel. Volgens deze methode worden de zwaardere materialen pas achteraf aangetrokken,
om zich vervolgens te vestigen in de kern. Zo wordt eveneens een rotsachtige kern opgebouwd,
maar deze is veel kleiner dan de kern die door de standaardtheorie voorspeld wordt.