In de Griekse mythologie was Iapetus een Titaan (zoon van Uranus), en vader van Prometheus en Atlas.
De doorsnede van Iapetus is 1469 kilometer, en de afstand tot Saturnus is 3.560.820 kilometer.
Iapetus draait in 79 dagen en 8 uur op Saturnus heen.
De maan is 4,564 miljard jaar oud.
Iapetus bestaat voornamelijk uit waterijs.
Iapetus is de op een na buitenste maan.
De hoge bergketen van Iapetus is uniek in het zonnestelsel.
Hij is tot 20 kilometer hoog en strekt zich over een lengte van 1300 kilometer uit over de evenaar.
De beelden laten een zwaar bekraterd landschap en een twintig kilometer hoge bergrug zien,
die langs de evenaar loopt en Iapetus het aanzien van een walnoot geeft.
De keten lijkt op de rand van een walnoot, vandaar dat Iapetus ook wel de walnoot van Saturnus
wordt genoemd, de keten is vrijwel even oud als de omringende vlakten,
die ongeveer 4,5 miljard jaar geleden gestold zijn.
Volgens de nieuwste modellen is de keten misschien het gevolg van een ringstelsel,
dat op het oppervlak is gevallen of een ophoping van gesteenten, als gevolg van het veranderen
van de vorm van Iapetus door de getijdenkrachten van Saturnus of wellicht het gevolg van een grote inslag.
Zwart-wit
De ene helft van Iapetus is zwart, terwijl de andere bijna wit is.
Sinds Voyager 2 de eerste opnames van Iapetus maakte, zag men dat het
veroorzaakt wordt door een dikke laag stof, die de donkere helft bedekt.
Iapetus draait even snel om zijn as als om Saturnus, waardoor hij steeds met hetzelfde
halfrond naar Saturnus is gericht en ook met hetzelfde halfrond vooruit beweegt.
Dit halfrond is veel donkerder dan de achterkant, maar nog nooit zo donker als nu.
Het zeer donkere gebied, Cassini Regio, bestrijkt ongeveer 40% van het oppervlak.
Eerder dacht men dat Iapetus tijdens zijn baanbeweging donker stof opveegde,
afkomstig van een meteoriet, uit het zonnestelsel of van een stofring van Saturnus.
De begrenzingen van het donkere gebied naar het lichtere gebied zijn te scherp om alleen
door neerslaand stof te zijn veroorzaakt. De tweede oorzaak is dat de gebieden die met stof
bedekt zijn opwarmen door het zon, waardoor het onderliggende ijs verdampt.
De waterdamp valt aan de koude kant van Iapetus weer neer als vers ijs.
Door dit effect wordt de donkere helft van de maan steeds warmer
en donkerder en de heldere helft steeds kouder en lichter.
Opnamen van Cassini laten zien dat de scherp begrensde donkere vlekken op Iapetus
voornamelijk voorkomen op kraterwanden die sterker door de zon worden beschenen.
Hierdoor vermoedt men dat de vlekken het indirecte gevolg zijn van zonnewarmte,
waarbij verdampend waterijs verplaatst wordt vanaf de donkere kant naar de lichte kant.
Donker materiaal houdt meer zonnewarmte vast, waardoor dit proces zichzelf versterkt.
Dit heet thermische segregatie en verklaart waarschijnlijk het grote contrast
in helderheid tussen het oostelijk en het westelijk halfrond van Iapetus.
De voorzijde van de maan, het halfrond dat tijdens de baanbeweging rond Saturnus naar
voren is gericht, is tien keer zo donker als de achterzijde. Vermoedelijk is er ooit donker materiaal
op terecht gekomen dat afkomstig is van andere kleine manen in het Saturnusstelsel.
Maar door het effect van thermische segregatie is het helderheidsverschil alleen maar toegenomen.
Infrarode waarnemingen, verricht tijdens de flyby van Cassini langs Iapetus, hebben laten zien,
dat de temperatuur, ongeveer -230 graden Celsius, van het donkere materiaal hoog genoeg is
voor de heel langzame productie van waterdamp vanuit het aanwezige waterijs.
Walnoot
Iapetus lijkt op een reusachtige walnoot en hij puilt uit aan zijn evenaar. Begin 2005 vloog Cassini langs Iapetus
en zag een sterk vervormde maan. Dat zou niet raar zijn, als de maan snel om zijn as zou draaien.
Maar Iapetus draait in bijna tachtig dagen om zijn as, volgens wetenschappers is de uitpuilende vorm al meer
dan drie miljard jaar geleden ontstaan en zou Iapetus de eerste paar honderd miljoen jaar van zijn bestaan
een draaiing van vijf tot zestien uur hebben gehad. Hierdoor kreeg de maan de vorm van een uitgestrekte ballon
en doordat de maan langzamer om haar as ging draaien, bevroor de buitenste laag.
Het oppervlaktemateriaal was te hard om zich terug op het oppervlak te verspreiden. Hierdoor vormde zich
een bergketen bij de evenaar van de maan. Zijn inwendige moet toen nog zacht zijn geweest, vermoedelijk
door de warmte die vrijkwam bij het verval van kortlevende radioactieve elementen.
In de loop van de miljoenen jaren nam de betekenis van deze warmtebron af en vertraagde de draaiing
van Iapetus door de getijdenwerking van Saturnus.
Dat leidde ertoe dat de maan op een gegeven moment zo stijf bevroren was dat hij verstarde.