Zonnestelsel - Nieuwsarchief
Voyager ziet zonnewind afnemen
16 december 2010


Voyager 1 is al 33 jaar onderweg naar de rand van het zonnestelsel en heeft nu het punt in de ruimte bereikt waar de hete geïoniseerde gassen of plasmadeeltjes die onze zon voortdurend uitzendt niet meer vooruit komen.

Op ruim 17 miljard kilometer van de zon wordt deze zonnewind tegengehouden door deeltjesstromen uit de ruimte en waarschijnlijk in zijwaartse richtingen afgebogen.

Wetenschappers denken niet dat Voyager 1 de heliosfeer en de interstellaire ruimte heeft gekruist, want dit zou een plotselinge daling in de dichtheid van hete deeltjes betekenen en een toename van de dichtheid van koude deeltjes. Onderzoekers vermoeden dat de Voyager 1 die grens over ongeveer vier jaar oversteekt.

Voyager 2 bevindt zich op een afstand van ongeveer 12 miljard kilometer van de zon. Voyager 1 vliegt met een snelheid van ongeveer 38.000 km per uur en Voyager 2 met een snelheid van 35.000 kilometer per uur.




Hubble volgt de botsing tussen planetoïden
14 oktober 2010


De LINEAR heeft voor het eerst beelden gemaakt van een botsing, in februari of maart 2009, van twee kleine planetoïden tussen Mars en Jupiter. Het kleinste rotsblok, 6 tot 9 meter groot, is helemaal uit elkaar gevallen, de andere is ongeveer 120 meter groot.

Hubble volgde het object P/2010 A2 hierna een paar maanden, die zich gedraagt als een komeet en door de botsing een X-vorm heeft gekregen.

De botsing moet de kracht hebben gehad van een kleine atoombom en een snelheid van ongeveer 18.000 kilometer per uur.

Door de straling van de zon is een lange stofstaart achter de X-vorm ontstaan. En door de veranderingen van het spoor dat inmiddels 200.000 kilometer lang is, kan worden afgeleid dat de botsing bijna elf maanden eerder plaatsvond.

Botsingen tussen planetoïden komen jaarlijks voor, maar ze zijn vaak moeilijk te zien en te vinden.


De witte stip links is de overgebleven planetoïde van ongeveer 120 meter groot



Diamantvormige planetoïde Steins
13 januari 2010


De opvallende diamantvorm van planetoïde Steins (doorsnede 5 kilometer)is waarschijnlijk
ontstaan door een versnelling van zijn aswenteling onder invloed van zonlicht.
Op 5 september 2008 vloog Rosetta op een afstand van 800 kilometer langs Steinsen
360 miljoen kilometer van de aarde. Uit de beelden die gedurende een periode
van 20 minuten met de OSIRIS camera zijn gemaakt blijkt dat Steins een
diamantvormige planetoïde is met voornamelijk grote kraters op zijn oppervlak.

Steins is geen massief rotsblok, maar een samenklontering van puin.
De bijzondere vorm zou het gevolg zijn van het Yarkovsky-O'Keefe-Radzievskii-Paddack-effect.
Het YORP-effect ontstaat door de invloed van zonnestraling op kleine hemellichamen.


Planetoïde Steins

De zon warmt het oppervlak op, waarna die warmte weer als straling wordt afgegeven.
Hierdoor wordt de rotatie van het hemellichaam vertraagt of versnelt, ook wordt de vorm
ervan beïnvloedt. Tijdens dit proces zou oppervlaktemateriaal in de richting van
de evenaar zijn verplaatst en kleinere inslagkraters hebben uitgewist.
Ook zou Steins daardoor zijn afgeplat.

Verder valt de verdikking of uitstulping rond de evenaar op, evenals de twee kilometer
grote inslagkrater aan de zuidpool van de planetoïde.



Maan van dwergplaneet Orcus heet Vanth
11 april 2009


In februari 2004?ontdekte astronoom Mike Brown, dwergplaneet Orcus.
De maan van Orcus, S/1 90482 (2005), werd in november 2005 ontdekt door Brown
en Suer met behulp van de Hubble Space Telescope en krijgt nu de naam Vanth,
was een Etruskische demoon die de doden begeleidde naar de onderwereld.


De grootste dwergplaneten

Orcus, genoemd naar de Etruskische god van de onderwereld, heeft een
doorsnede van ongeveer 950 kilometer en de maan ongeveer 250 kilometer.
Hij draait in een kleine, cirkelvormige?baan in 10 dagen om Orcus,



Vijfde dwergplaneet in het zonnestelsel
18 september 2008


Er zijn nu vijf dwergplaneten in ons zonnestelsel: Eris, Pluto, Ceres, Makemake en Haumea.
Haumea is de vijfde grote ijsdwerg (136108) 2003 EL61 en werd ontdekt
door de astronoom Mike Brown op 28 december 2004.


Haumea en twee maantjes (kleine stipjes boven en onder Haumea)

Haumea heeft een langgerekte vorm dit komt door zijn snelle draaiing en heeft
een doorsnede van ongeveer tweeduizend kilometer. Er zijn ook twee kleine
maantjes ontdekt, die Hi'iaka en Namaka worden genoemd, dit zijn
de namen van twee van de vele nakomelingen van de godin Haumea.

Haumea is in de Hawaiiaanse mythologie de godin van vruchtbaarheid en geboorte.
Het ijzige hemellichaam bevindt zich net als Eris, Pluto en Makemake
in de Kuipergordel buiten de baan van Neptunus.


Dwergplaneet Makemake

Van de vijf dwergplaneten in het zonnestelsel is Eris de grootste (ca. 2400 km),
dan Pluto (ca. 2300 km) en Ceres (ca. 950 km) is de kleinste.
Ceres bevindt zich niet in de Kuipergordel maar is wel
de grootse planetoïde, tussen de banen van Mars en Jupiter.

Dwergplaneten zijn hemellichamen waarvan hun vorm, meestal bolvormig, wordt
bepaald door hun eigen zwaartekracht, maar die hun baanomgeving delen met
een groot aantal soortgenoten, dit noemen we hydrostatisch evenwicht.



Superkomeet in het buitenste deel van het zonnestelsel
19 augustus 2008


Tijdens het zoeken met de Sloan Digital Sky Survey naar zwakke supernovae hebben
astronomen voor het eerst een ijsdwerg ontdekt, dat afkomstig is uit de verre Oortwolk,
een gebied ter grootte van 180.000 AU waar kometen ontstaan en het gehele zonnestelsel
omhult. Een AU is de afstand van de aarde tot de zon.

Het hemellichaam, met een doorsnede van vijftig tot honderd kilometer,
heeft de naam 2006 SQ372 gekregen en werd twee jaar geleden ontdekt.

Men heeft berekend dat het object er 22.500 jaar over doet om één keer rond de zon te draaien,
maar omdat de ijsdwerg nooit dicht genoeg bij de zon komt vormt hij geen staart.


Superkomeet 2006 SQ372

2006 SQ372 bevindt zich nog binnen de baan van Neptunus,
maar begint zich van ons te verwijderen.
De ijsdwerg volgt een zeer langgerekte baan, de verste afstand is 240 miljard kilometer,
bijna 1600 keer de afstand zon-aarde en 3600 miljoen kilometer, 24 keer de afstand aarde-zon.
Sedna heeft ook een elliptische baan, maar die verwijdert zich nooit zo ver van de zon.

De ijsdwerg zal binnen enkele honderden miljoenen jaren uit het zonnestelsel verdwijnen.
De zwaartekracht die Uranus en Neptunus op deze objecten uitoefenen, zorgen ervoor dat ze weggedrukt worden.



STEREO's zien deeltjes van de rand van het zonnestelsel
6 juli 2008


De twee STEREO-ruimtesondes hebben d.m.v. deeltjesdetectoren, neutrale
atomen ontdekt, die afkomstig zijn van de buitenste rand van het zonnestelsel.

De magnetische invloedssfeer van de zon, de heliosfeer, eindigt op zo'n
twaalf miljard kilometer afstand van de zon en wordt de zonnewind
afgeremd, dit is twee keer verder dan de dwergplaneet Pluto.

De stroom van elektrisch geladen deeltjes van de zon laat energie achter in de helioschede,
dit is het dunne overgangsgebied tussen de heliosfeer en de interstellaire ruimte.


STEREO en heelal

Metingen van de Voyager 2, die de helioschede vorig jaar doorkruiste, hadden geen antwoord
op de vraag waar die energie precies terechtkomt. De STEREO's hebben het antwoord gevonden.

De helioschede heeft geladen ionen, die door de zonnewindenergie worden versneld.
Ze raken hun lading kwijt door wisselwerkingen met de atomen in de interstellaire
materie en komen dan zonder hinder van het magnetisch veld
van de zon als ongeladen atoomkernen terug in de heliosfeer.



Planetoïdengordel heeft drie stofbanden
15 juni 2008


De drie stofbanden, alfa, beta en gamma genoemd, bestaan overwegend uit kleine deeltjes
die in de gebieden tussen Mars en Jupiter rond de zon draaien. Ook de derde, grote stofband is
ontstaan door een planetoïde die nog niet zo lang geleden door een botsing uiteen is gevallen.

Het zijn verdichtingen in een stofschijf die eigenlijk het gehele zonnestelsel omgeeft. Het meeste
interplanetaire stof bevindt zich in het baanvlak van de planeten, dus ook het gebied van
de sterrenbeelden in de dierenriem en wordt ook wel de zodiakale stofwolk genoemd.

In de jaren tachtig ontdekte de Nederlandse infraroodsatelliet IRAS in deze stofwolk allerlei
afzonderlijke structuren, waaronder een drietal banden in de planetoïdengordel.


IRAS satelliet

Vijf jaar geleden werd een groep planetoïden gevonden waarvan de banen overeenkomsten vertoonden
met de deeltjes in de gamma-band. Deze goep, de Veritas-familie, zouden de grootste fragmenten
zijn van een planetoïde die 8,2 miljoen jaar geleden door een botsing uiteen is gevallen.

Kort daarna werd ontdekt dat ook de beta-band, de Karin-familie, een groep planetoïden is die 5,8 miljoen jaar
geleden is ontstaan. De stofbanden bestaan uit de kleinste deeltjes van de uiteen gevallen planetoïden.

De deeltjes van de derde stofband, de alfa-band, tonen ook overeenkomsten met de banen van een groep
van 65 planetoïden. Deze Beagle-familie is ongeveer 10 miljoen jaar geleden ontstaan.



Snelst ronddraaiende planetoïde ontdekt
28 mei 2008


Op 29 april heeft Richard Miles, een amateur-astronoom uit Dorset, Engeland en vicevoorzitter van
de British Astronomical Association, een planetoïde ontdekt die elke 42,7 seconden om zijn as draait.

Het is het snelst draaiende hemellichaam in het zonnestelsel, de vorige recordhouder draaide elke
78 seconden om zijn as en werd gevonden met behulp van de Faulkes Telescope South in Australië.

Het gaat om planetoïde 2008 HJ met een grootte van ongeveer 12 bij 24 kilometer en weegt
ruim vijfduizend ton. De planetoïde scheerde eind april op één miljoen kilometer afstand
langs de aarde met een snelheid van 45 kilometer per seconde.


Planetoïde 2008HJ

Uit de periodieke helderheidswisselingen kon de rotatieperiode van het rotsblok worden afgeleid.
Zulke snel draaiende rotsblokken kunnen ontstaan bij onderlinge botsingen, maar de draaisnelheden van
planetoïden kunnen in de loop van miljoenen jaren ook toenemen door ongelijk verdeelde zonnestraling.



Hubble fotografeert planetoïde Vesta
22 juni 2007


De Hubble Space Telescope heeft een opname gemaakt van Vesta, na Ceres de grootste planetoïde.
Enkele jaren geleden werd Ceres, nu een dwergplaneet, al door Hubble vastgelegd.
Ze bevinden zich in de planetoïdegordel tussen Mars en Jupiter.

Vesta en Ceres zijn de reisdoelen van de ruimtesonde DAWN, die op 7 juli gelanceerd moet worden.
DAWN zal in 2011 rond Vesta draaien en in 2015 rond Ceres. De foto's van Vesta werden vorige maand
gemaakt, de afstand van Vesta tot de aarde was toen 180 miljoen kilometer, Vesta heeft een onregelmatige vorm,
de grootste afmeting is 570 kilometer en de kleinste afmeting 464 kilometer. Er zijn verschillen van 60 kilometer
groot zichtbaar. De grote verschillen in oppervlaktehelderheid wijzen volgens de onderzoekers mogelijk
op vulkanische activiteit kort na het ontstaan van de planetoïde.


Ceres en Vesta

DAWN zal de eerste ruimtesonde zijn die om zijn twee doelen heen draait, er bevinden zich tenminste
100.000 planetoïden in de planetoïdengordel, een reservoir van het materiaal wat overbleef na de vorming
van ons zonnestelsel 4,6 miljard jaar geleden.
Ceres bestaat voor een groot deel uit waterijs en kan ons meer vertellen over de rol van water in het jonge zonnestelsel.

De dwergplaneet bevat 40% van de gehele massa van de planetoïdengordel en is 1801 ontdekt
en werd eerst een planeet genoemd. In tegenstelling tot Ceres bevat Vesta vrijwel geen waterijs.
Door DAWN wordt onderzocht waarom Vesta geen ijs heeft.

De reden voor de lange reis komt omdat DAWN een ionenmotor heeft.
Een dergelijke motor levert minder snelheid op dan conventionele motoren.
Een ionenmotor is echter wel bijzonder zuinig en dat is noodzakelijk voor de DAWN-missie.



Zonnestelsel heeft 8 planeten
24 augustus 2006


Pluto is geen planeet meer, vandaag is een eind gekomen aan een jarenlange discussie.

De wetenschappers hebben nu drie categorieën ingedeeld:
planeten, dwergplaneten en kleine hemellichamen.

Ons zonnestelsel bestaat vanaf nu uit acht planeten:
Mercurius, Venus, Aarde, Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus.

Pluto en andere gelijkwaardige hemellichamen worden nu dwergplaneten genoemd, de pluto-achtigen,
bijvoorbeeld Charon, Ceres, Xena.


Het zonnestelsel

De kleine hemellichamen in het zonnestelsel zijn alle overige objecten die om de zon draaien.

De definitie van een planeet is: een planeet moet een dusdanige zwaartekracht hebben, dat zijn omloopbaan
vrijgemaakt is van overig materiaal, waardoor de planeet het overheersende object in zijn omgeving is.
Pluto behoort tot de Kuipergordel en is niet overheersend in zijn omgeving, dus Pluto is géén planeet.

Pluto was niet in staat om de objecten nabij zijn baan te verwijderen, dit is de andere acht planeten wel gelukt.
Vanaf een bepaalde zwaartekracht zorgt een planeet er voor dat overig materiaal in de omloopbaan
wordt weggestoten, of op de planeet zelf terecht komt.
Na verloop van tijd is de planeet het enige grote object in de buurt van zijn omloopbaan.


Pluto en Charon geen dubbelplaneet



Zonnestelsel telt misschien 12 planeten
16 augustus 2006


Vandaag heeft, na twee jaar van discussie en onduidelijkheid, de International Astronomical Union
een duidelijke definitie van het begrip planeet voorgesteld.

Volgens het voorstel, dat op 24 augustus in stemming wordt gebracht, telt het zonnestelsel
voortaan niet acht, niet negen, maar misschien twaalf planeten.

Tot het nieuwe zonnestelsel behoren dan de acht grote planeten, Ceres, de grootste planetoïde
en drie plutonen: Pluto, Charon en Xena, de ijsdwerg 2003 UB313.

In de voorgestelde definitie is een planeet een hemellichaam als hij rond een ster draait zonder
zelf een ster of maan van een planeet te zijn, zoveel massa heeft dat het onder invloed van zijn
eigen zwaartekracht zo goed als bolvormig is geworden en ongeveer 800 kilometer in doorsnede is.

Dit geldt niet als een object om een ander object draait, want dan is het een maan, maar als het centrum
van de zwaartekracht, het barycentrum, zich buiten de planeet bevindt, zoals we zien bij Pluto en Charon,
dan zal de maan, Charon, ook tot de planeten gaan behoren.


Zonnestelsel met 12 planeten

Als de aarde en de maan nog lang blijven bestaan, zal onze maan uiteindelijk ook een planeet worden.

De maan ontstond meer dan vier miljard jaar geleden door een botsing met de aarde.
De maan begon heel dicht bij de aarde, maar dwaalt ieder jaar 3,74 centimeter bij de aarde vandaan.

Dit lijkt niet zoveel, maar als dat nog vier miljard jaar duurt, dan is het een flinke afstand.
Nu ligt het centrum van de zwaartekracht, het barycentrum, van het aarde en de maan nog in de aarde.

Hoe verder de maan wegdwaalt, hoe meer het barycentrum verschuift.
Ooit zal het barycentrum buiten de aarde liggen en dan wordt de maan een planeet.

Als het voorstel wordt goedgekeurd komen er nog minstens twaalf planeten bij, dit zijn de pas ontdekte
planetoïde Sedna, Orcus, Quaoar, Varuna en Ixion en de planetoïden Vesta, Pallas en Hygiea.



Tientallen kleine ijsdwergen gevonden
10 augustus 2006


Voorbij de baan van Neptunus, bevinden zich waarschijnlijk heel veel ijsdwergen, dit zijn kleine planetoïden.
Met gewone telescoopwaarnemingen zijn er ongeveer duizend opgespoord, de meeste zijn zo klein,
honderd tot duizenden kilometers groot, dat ze niet zijn waar te nemen,
maar onderzoekers denken toch 58 kleine ijsdwergen te hebben opgespoord.

Door de gevonden ijsdwergen denkt men nu dat er van dit soort objecten veel meer voorkomen
dan voorheen werd aangenomen. De ijsdwergen zijn veruit de kleinste objecten in de Kuipergordel
die ooit zijn aangetroffen en zijn veel te klein om zelfs door de krachtigste telescopengezien te worden.


IJsdwerg in de Kuipergordel, zon op de achtergrond

Met de Amerikaanse satelliet Rossi X-Ray Timing Explorer heeft men kortstondige dipjes waargenomen
in de röntgenstraling van de ster Scorpius X01, zo'n dipje zou worden veroorzaakt doordat tijdens
de waarneming een ijsdwerg voor de ster langs beweegt. Uit de duur van de verduisteringen van
enkele milliseconden kan worden afgeleid dat de bedekkende ijsdwergen ongeveer 20 tot 100 meter groot zijn.



Verklaring voor ontstaan manenstelsels reuzenplaneten?
15 juni 2006


Amerikaanse sterrenkundigen denken, volgens een nieuw computermodel, een verklaring te hebben gevonden
voor de overeenkomst tussen de manen van Jupiter, Saturnus en Uranus.

Elk van deze reuzenplaneten heeft een verzameling manen, waarvan de totale massa ongeveer tienduizend keer
zo klein is als de massa van de planeet, dus de massa van de manen is 0.01% van de planeet.
Hoe komt het dat dit bij drie reuzenplaneten gelijk is?

De enige uitzondering is Neptunus. De totale massa van de manen van Neptunes bedraagt 0.02%
van de massa van de planeet, dit komt waarschijnlijk door de massa van Triton.
Deze maan is niet ontstaan rondom Neptunus, maar is waarschijnlijk
een Kuipergordelobject, die pas later in een baan om Neptunus kwam.


De reuzenplaneten

De massa van de manen is nogal verschillend verdeeld, Jupiter heeft vier grote manen van vergelijkbare omvang,
terwijl bij Saturnus bijna alle massa in één maan zit, Titan, verder is het vreemd, dat de manen van de reuzenplaneten
in vergelijking met de reuzenplaneet klein zijn, de manen van de aarde en Pluto zijn in verhouding met de planeet groter.

Volgens de onderzoekers komt dit door de manier waarop de reuzenplaneten zijn ontstaan. Ze bestaan voor het grootste deel
uit gas, dat ze vroeg in hun geschiedenis uit hun omgeving hebben verzameld, weggeduwd door de zon en daarbij zou zich
tijdelijk een gasschijf om de planeten hebben gevormd, waaruit zich aan het einde van het planeetvormingsproces, manen vormden.

De zwaartekracht van deze manen zou spiraalgolven in het gas hebben veroorzaakt, die ervoor zorgden,
dat hun banen steeds dichter bij de planeet kwamen te liggen en hoe groter de maan, hoe sneller deze zich verplaatste.
Er ontstonden veel manen, maar de grootste manen stortten al snel op de planeet.

Dat betekent dat manen boven een bepaalde massa uiteindelijk dus op de planeet neerstorten en grotere reuzenplaneten kunnen
meer van zulke grote manen vasthouden dan kleinere reuzenplaneten. Het vormingsproces van manen duurde een miljoen jaar.



Voyagers ontdekkingen aan rand zonnestelsel
24 mei 2006


De twee Voyagers, gelanceerd in 1977, zijn al 28 jaar oud en naderen de grens van de interstellaire ruimte.
Voyager 1 volgt hierbij een snellere route in vergelijking met de Voyager 2.

De ruimtevaartuigen stelden vast dat de heliosfeer, dit is het gebied waarin de zon overheerst,
uitpuilt in het noorden, ten opzichte van de zonne-evenaar en ingedeukt is in het zuiden.

De ruimtevaartuigen bevinden zich in een juiste positie om deze waarnemingen te doen,
Voyager 1 vliegt ongeveer in een hoek van 34 graden ten noorden van de zonne-evenaar
en Voyager 2 vliegt in een hoek van ongeveer 26 graden ten zuiden van de evenaar.

Op zijn reis passeerde Voyager 1 na ongeveer 16,5 miljard kilometer de eindschok, of termination shock
en kwam terecht in de noordelijke of helioschede, dit is de buitenste laag van de heliosfeerregio,
waar het interstellaire gas en de zonnewind beginnen te vermengen.


Voyagers en Heliosphere

Voyager 2 stelde ondertussen vast dat in het zuidelijke zonnestelselhalfrond de eindschok waarschijnlijk
ongeveer 1,6 miljard kilometer dichter bij de zon ligt dan in het noordelijke halfrond.

Wetenschappers vermoeden dat een interstellair magnetisch veld de oorzaak is van het induwen
van de zuidelijke heliosfeer. Verwacht wordt dat Voyager 2 nog voor het einde van het jaar de juiste locatie
van de zuidelijke eindschok zal bepalen. Op dat ogenblik kan de wetenschap zich een beter beeld vormen
van de kracht van het magnetische veld buiten de heliosfeer.

Voyager 2 bevestigt dat de eindschok een bron is van ionen met lage energie, een ontdekking,
die eerder ook door Voyager 1 werd gemaakt. In tegenstelling tot eerdere voorspellingen hebben
geen van beide Voyagers de bron van vreemde hoog-energetische kosmische stralen gevonden.



Kosmische straling mogelijk later opgelost
17 februari 2006


Toen de Voyager 1 in december 2004 eindelijk de grens tussen ons zonnestelsel en de interstellaire ruimte
passeerde, hoopten wetenschappers een raadsel te kunnen oplossen dat hen al een hele tijd bezig hield:
de herkomst van afwijkende kosmische straling.

Van deze hoge energierijke deeltjes, helium en zuurstof, werd aangenomen dat zij afkomstig was van
de eindschok, de plek waar de zonnewind, de stroom deeltjes van de zon, tot stilstand komt.

Maar deze voorspelling kwam niet uit: Voyager 1 ontdekte slechts weinig afwijkende kosmische straling.
Amerikaanse onderzoekers denken nu te weten waardoor dat komt, door de vorm van de eindschok.


Voyager 1 uit het zonnestelsel

In de modellen werd ervan uitgegaan dat de eindschok min of meer bolvormig was, met de zon als middelpunt.
Dat is waarschijnlijk niet het geval, doordat het zonnestelsel door de ruimte beweegt,
heeft de eindschok eerder de vorm van een ei.

Voyager 1 heeft ons zonnestelsel min of meer bij de stompe punt van dat ei verlaten. Uit berekeningen blijkt nu
dat de meest energierijke deeltjes niet daar ontstaan, maar meer aan de zijkanten.

Als dit model juist is, zal Voyager 2, die binnen enkele jaren de eindschok bereikt,
afwijkende kosmische straling moeten meten.



Hubble ontdekt Kuipergordels
19 januari 2006


Met de Hubble Space Telescope zijn gordels van stof en gruis ontdekt rond twee nabijgelegen sterren.

De gordels lijken nog het meest op de Kuipergordel in ons zonnestelsel. Net als de Kuipergordel
in ons zonnestelsel zijn deze puingordels, overblijfselen uit de ontstaansperiode van een planetenstelsel.

De twee Kuipergordels draaien rond sterren op ongeveer 60 lichtjaar afstand
van de aarde en zijn ongeveer 300 miljoen jaar oud.


Nieuwe Kuipergordels, de donkere vlekken zijn sterren

Eerder zijn zulke gordels ook al bij andere sterren ontdekt, maar in veel gevallen waren ze jonger,
of leken de sterren minder sterk op de zon dan nu het geval is.

Voor de scherpe buitenrand van de gordels is nog geen duidelijke verklaring.
Ook is het zeker of er planeten rond de twee sterren draaien.



Planetoïdengordel
21 december 2005


De Spitzer Telescope heeft de infraroodstraling waargenomen van een planetoïdengordel bij een andere ster.

De ster, IRS 46 in het sterrenbeeld Slangendrager, staat op een afstand van 137 lichtjaar,
is ongeveer 30 miljoen jaar oud en lijkt op onze zon kort na zijn ontstaan.

Het is een type G ster, net als onze zon, een gele ster met een oppervlakte temperatuur van 6000°C,
is 8% helderder en iets massiever dan onze zon.

Uit de schijf van stof en gas vormen zich waarschijnlijk een aantal aardse planeten
zoals 4½ miljard jaar geleden ook in ons zonnestelsel gebeurde.

De schijf is aan de binnen- en buitenkant vrij scherp begrensd, waarschijnlijk door
zwaartekrachtsstoringen door grotere objecten, onderzoekers denken dat er al planeten zijn gevormd.


Nieuw zonnestelsel

Een team wetenschappers onder leiding van Fred Lahuis verbonden aan de Leidse Sterrenwacht
en aan SRON, Netherlands Institute for Space Research in Groningen hebben ook door
deze waarnemingen van de Spitzer Space Telescope grote hoeveelheden organische moleculen ontdekt.

De ontdekking ondersteunt de theorie dat de bouwstenen van het leven op aarde afkomstig zijn
uit de ruimte, organische moleculen zijn verbindingen van koolstof, waterstof, zuurstof en stikstof.

Astronomen en biologen gaan er vanuit dat zulke organische moleculen miljarden jaren geleden op
de pas gevormde aarde terecht kwamen en daar de vorming van het leven in gang hebben gezet.

De organische stoffen bevinden zich waarschijnlijk binnen in de schijf, de grote hoeveelheden
zijn te verklaren door de relatief hoge temperaturen binnenin de schijf.

Als er inderdaad planeten ontstaan, kan het nog wel 1 miljard jaar duren voordat zich echt leven kan vormen.



Buffy
13 december 2005


Een team van Canadese, Franse en Amerikaanse astronomen hebben een nieuwe ijsdwerg ontdekt,
in de Kuipergordel ver buiten ons zonnestelsel.

Zijn voorlopige naam is Buffy, 2004 XR 190 is de officiële naam van de ijsdwerg.
Hij draait in 440 jaar op zeer grote afstand rond de zon.


Buffy

De ijsdwerg is half zo groot als Pluto en ongeveer 500 tot 1000 kilometer in doorsnede.

De afstand tot de zon is ongeveer 52 tot 62 astronomische eenheden,
dit is 50 keer de afstand tussen de aarde en de zon, ofwel 7,5 miljard kilometer.



Bombardement
17 september 2005


Al sinds lang is bekend dat de maan en de aardachtige planeten - Mercurius, Venus, de aarde en Mars -
niet zo lang na hun ontstaan, ongeveer 3,9 miljard jaar geleden, een bombardement
van planetoïden en meteorieten uit het gebied voorbij de baan van Mars hebben doorstaan.

Dit bombardement heeft slechts 10 tot 150 miljoen jaar geduurd en heet het
Late Heavy Bombardment (LHB).


Heavy Bombardment

Het bombardement werd veroorzaakt door een baanverandering van Jupiter en Saturnus,
kort na het ontstaan van het zonnestelsel, deze planeten bewogen toen wat dichter naar de zon toe.

Dat veroorzaakte in de planetoïdengordel zoveel onrust, dat vele van hen in de richting
van de zon werden geslingerd.